Terug naar Kennisbank

Piet Westerlaken: Met oog voor het welzijn van ieder kind

Gepubliceerd op 2022-10-13

Kinderen hebben zijn hart. Zodra hij begint te vertellen over zijn onderwijsloopbaan, heeft Piet Westerlaken (64) weinig input meer nodig. 

 
Toch is werken in het onderwijs niet wat hij altijd al wilde. Hij had de droom om op de grote vaart te gaan. Westerlaken: ‘Als kind voer ik in de zomervakantie regelmatig mee met mijn oom. Hij was binnenvaartschipper. We gingen dan bijvoorbeeld naar Amsterdam, Antwerpen of Doetinchem. Je mocht toen nog met touwladders op de grote zeeschepen klimmen. Ik vond dat prachtig.’  

Na de basisschool ging Westerlaken naar de mavo in Aalst en daarna naar de havo op de Driestar in Gouda. ‘Daarna wilde ik dus gaan varen, maar mijn vader vond het een beter idee als ik naar de PABO – toen nog de PA (pedagogische academie) - zou gaan. Ik wilde eigenlijk niet, maar ik heb me toch maar aangemeld. In die tijd was het toch nog meer van: vaders wil is wet. Bij de aanmelding voor de PA hoorde standaard een toelatingsgesprek met een aantal docenten. Je moest dan je motivatie toelichten om onderwijzer te worden, maar die had ik natuurlijk niet. Dat heb ik ook maar gewoon gezegd. Gek genoeg werd ik toch toegelaten op de PA. Ik was daar zelf helemaal niet zo blij mee.’ 

Westerlaken vertelt verder. ‘Ik weet nog dat ik stageliep op een kleine basisschool in het dorpje Haastrecht. Ik had mijn Bijbelverhaal in vijf minuten verteld. Toen heeft de juf van die klas het verhaal direct daarna nog maar een keer verteld. Op die school moest ik ook een keer muziekles geven. De bekende pedagoog Florijn kwam toen kijken hoe ik het deed. Na afloop van die les spraken we erover en zei hij: “Piet, je bent er nog lang niet. Er valt nog een hoop te leren.” Dat is me wel bijgebleven.’ 

U hebt lang in het speciaal onderwijs gewerkt, is dat een bewuste keuze geweest? 

Westerlaken: ‘Nee, eigenlijk niet. Ik werkte op een basisschool in Andel. Samen met mijn kamergenoot op het internaat van de PA, Evert, had ik daar gesolliciteerd. Dat was wel gek, gingen we daar samen naartoe voor het sollicitatiegesprek. In die tijd was er geen tekort, zoals nu, maar een overschot aan leerkrachten. Er waren veel sollicitanten. Mijn vriend Evert kwam uiteindelijk in Maasdam terecht en daarna op het speciaal onderwijs in Ede.’ 

‘Op een dag belde Evert mij. “Heb je de krant gelezen?” vroeg hij. “Er staat een advertentie in voor de Rehobothschool.” Ik had die advertentie wel gezien, maar zei: “Evert, ik ga het niet doen”. Na een poosje belde hij weer met de vraag of ik de advertentie had gezien. Ik reageerde weer hetzelfde: “Evert, ik ga het niet doen.” Toen vroeg hij of ik een dagje wilde komen kijken in Ede. Dat heb ik gedaan en ik was gelijk verkocht.’ 

‘In Andel had ik een klas met veertig kinderen. Ik legde de leerstof uit en zette de kinderen aan het werk. Als er iemand een vraag had, hielp ik die aan het tafeltje. Het speciaal onderwijs is heel anders. Het was, zeker voor die tijd, echt uniek dat het onderwijs op maat was. Je moest steeds opnieuw zoeken naar wat het kind aankon. Om het kort samen te vatten: op het speciaal onderwijs staan kinderen centraal, op het reguliere basisonderwijs staat de leerstof meer centraal.’ ‘Maar’, haast Westerlaken zich te zeggen, ‘basisscholen doen enorm hun best om het kind centraal te stellen. Helaas wordt dit goede streven de das omgedaan door bijvoorbeeld citotoetsen. Uiteindelijk maakt dat het onderwijs toch opbrengst- en prestatiegericht.’ 

‘Ik ben ook maar een klein mens’

‘Ik kwam dus in 1987 toch in Ede terecht. Uiteindelijk heb ik op de Rehobothschool, eerst in Ede en later in Barneveld vijfendertig jaar gewerkt.’ Toen ik op de Rehobothschool ging werken waren er 24 kinderen in de leeftijd van ongeveer zes tot en met elf. Het was een zogenaamde ‘LOM-school', LOM staat voor ‘leer- en opvoedingsmoeilijkheden’.’ 

‘Bij de kinderen die bij ons op school kwamen was het welbevinden vaak volledig verdwenen. Soms hadden ze jarenlang geprobeerd mee te komen, maar hadden ze het gevoel het niet te kunnen. Kinderen voelen ook wel dat er iets is als ze steeds meer huiswerk meekrijgen dan hun klasgenoten en regelmatig uit de klas worden gehaald om meer één-op-éen onderwijs te krijgen. Eigenlijk waren ze in zekere zin slachtoffer van ons huidige onderwijssysteem, ze konden niet meekomen. Deze kinderen hadden vaak een diep gevoel van onmacht, van ‘ik kan het toch niet’. Ze vertoonden compensatiegedrag, sommigen werden heel stil, steeds stiller eigenlijk, anderen kregen juist heel veel bravoure of werden clowns. Ze waren gangmakers en maakten iedereen aan het lachen, terwijl ze zich helemaal niet vrolijk voelden.’ 

Tegenwoordig krijgen kinderen die niet meekomen in het schoolsysteem vaak een diagnose. Was dat toen ook al?  

Westerlaken: ‘Je moet goed begrijpen, zonder diagnose krijg je niet de benodigde hulp, zoals een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs. Er is veel sprake van medisch denken. Ik probeerde dat te vermijden. Een kind dat niet meekomt in het reguliere onderwijs is niet een kind zonder talenten. Sterker nog, ik heb kinderen enorm zien opbloeien.’ 

In de vijfendertigjaar dat Westerlaken in het speciaal onderwijs heeft gewerkt, heeft hij verschillende functies gehad. In 1987 begon hij als leerkracht, in 1991 werd hij directeur, later algemeen directeur en College van Bestuur. In 2016 verhuisden de scholen voor speciaal (basis)onderwijs van Ede naar Barneveld. 

Op het moment dat we dit gesprek voeren bent u een ruime week met pensioen. Hoe heeft u zich voorbereid op het einde van uw loopbaan? 

‘Ik ben inderdaad met vervroegd pensioen gegaan, omdat ik neuropathie in mijn voeten heb. Daar heb ik veel pijn aan en dat kost veel energie. Daarom heb ik toch deze keuze gemaakt, al was het werk ook een goede afleiding.’ 

‘Ik heb mij voorbereid op mijn pensioen in de zin dat ik het op tijd heb laten weten. Dat vind ik wel belangrijk, dat je op tijd laat weten wat je plannen zijn. Verder heb ik ook nagedacht over de invulling van mijn pensioen: ik ga nog vrijwilligerswerk doen op de kinderboerderij van onze school. Dan blijf ik toch betrokken bij de school. Verder houd ik postduiven, daar ben ik graag mee bezig.’ 

Heeft u terugkijkend op uw loopbaan de leiding van de Heere ervaren? 

‘Ja, dat zou je wel zeggen hè? Als het aan mij lag was ik schipper. Maar ik wil het ook niet te groot maken, ik ben ook maar een klein mens.’ 

Tekst RMU SENIOR: Anne Kranenburg-Grisnich 
Beeld: Judith Leroy Fotografie  

Volg ons op Instagram voor inspiratie tijdens je koffiepauze.

Volg ons: rmu.nu