Van Westreenen: We moeten weer terug naar de keukentafel
Gepubliceerd op 2022-10-13
‘Ik zie bij onze klanten dat haast iedereen wil investeren in z’n bedrijf, maar dan moet je wel rechtszekerheid en perspectief hebben.’
‘Rechtszekerheid’ en ‘perspectief’. Dat zijn twee woorden die adviseur ruimtelijke ontwikkeling en milieu Steven van Westreenen regelmatig laat vallen in een gesprek over de problemen die ontstaan zijn rond boeren en stikstof.
Het kantoor van VanWestreenen adviseurs ruimtelijke ontwikkeling is – toepasselijk – gebouwd in de vorm van een schuur. Door de grote ramen heb je een prachtig uitzicht over de omliggende weilanden. Van Westreenen: ‘Wij adviseren boeren in het buitengebied, dus we vinden het mooi om zelf ook in het buitengebied gevestigd te zijn.’ Om het kantoor heen zijn bloemenranden ingezaaid. Ruimte, dat straalt het uit. En dat is ook precies de bedoeling. Het geheel oogt bijna idyllisch, maar toch heeft Van Westreenen bij tijd en wijle een zorgelijke trek op zijn gezicht.
Hij begint eigenlijk gelijk te vertellen. Zijn bedrijf – VanWestreenen adviseurs ruimtelijke ontwikkeling – heeft drie vestigingen. In Lunteren, Tubbergen en Lichtenvoorde. Dichtbij de mensen die ze adviserenen de meesten van hen wonen niet in de Randstad. Van Westreenen: ‘We doen ook niet zoveel in Brabant en Limburg, dat is toch echt weer een andere streek.’ In totaal werken er ongeveer dertig mensen bij VanWestreenen. Ze geven vooral advies aan boeren, voornamelijk in Gelderland, Overijssel en Twente.
Hoe ziet uw loopbaan er precies uit?
‘Ik kom uit de Betuwe, maar eigenlijk heb ik heel mijn leven op de Veluwe gewoond. Mijn vrouw en ik hebben zes kinderen gekregen. Een van hen is een aantal jaar geleden overleden.’ Van Westreenen is even stil. ‘Er is een tijd voor en een tijd na. We missen Auke nog elke dag.’
‘Mijn loopbaan begon aan de onderzoekskant van mijn huidige vak. In Wageningen deed ik onderzoek naar de emissie van ammoniak in stallen. Daarna werkte ik een aantal jaar bij de gemeente Ede als vergunningverlener. In 1993 ging ik naar de andere kant van de tafel: boeren adviseren over hun bedrijf. Wij loodsen boeren als het ware door het woud van regels heen. Dat doe ik nu al ruim dertig jaar.’
Zo’n adviestraject, hoe gaat dat precies in z’n werk?
‘Je begint aan de keukentafel op de boerderij. Dat is heel belangrijk. Je vraagt naar de wensen van de boer en je vraagt door om te kijken of de wensen ook in te vullen zijn. Waar zou je naartoe willen met je bedrijf? Welke vergunningen heb je? Heb je een opvolger? Eigenlijk zijn er twee richtingen in een advies, aan de ene kant bedrijfsontwikkeling en aan de andere kant functieverandering. Als je een opvolger hebt voor je bedrijf, je je financiën en vergunningen kunt rondkrijgen en je wilt innoveren, dan spreken we van bedrijfsontwikkeling. Als er geen opvolger is, hebben we het vaak eerder over functieverandering. Wil je bijvoorbeeld wel op je land blijven wonen? Is het dan een optie om een aantal huizen erbij te bouwen? Of wil je bijvoorbeeld een zorgboerderij beginnen? Ons kantoor is bijvoorbeeld ook een voorbeeld van functieverandering. Eerst stond hier een boerenschuur, nu hebben we dit kantoor hier gebouwd, maar dus wel in de vorm van een schuur. Een andere belangrijke vraag is: wat lever je als tegenprestatie bij bedrijfsuitbreiding? Wij noemen dit ook wel de ‘bovenwettelijke bijdrage’. Wat ga je bijvoorbeeld doen aan zorg voor de natuur? Het is overigens wel van belang om in een advies ook aan te geven wat je zelf zou doen als je in de situatie van de boer zou zitten. Ik merk dat boeren dat waarderen. Niet alleen aankomen met opties, maar ook laten zien waar je eigen keuzes zitten.’
Heeft u veel profijt van de ervaring vanuit uw baan bij de gemeente Ede?
‘Zeker. Je weet toch beter hoe de hazen lopen. Al is de wetgeving de afgelopen jaren alleen maar ingewikkelder geworden. Er zijn vier niveaus van wetgeving: Europees, nationaal, provinciaal en lokaal. Het ingewikkelde is dat die regelingen elkaar soms tegenspreken en dat wetgeving vaak na korte tijd weer geblokkeerd wordt op een van de vier niveaus. Eerst was de wetgeving veel meer nationaal, nu meer Europees. Je ziet dat bijvoorbeeld bij de wetgeving rond stikstof. Naast de wetgeving heb je ook nog uitspraken van de rechter, die wetgeving interpreteert en soms veel invloed heeft. Bovendien is er ook sprake van stapeling van regelgeving. Er zijn allerlei regels rond stikstof, maar op Europees niveau ook voor de uitstoot van CO2, methaan en de zevende nitraatsrichtlijn.’
Over stikstof gesproken, kunt u uitleggen wat het stikstofprobleem inhoudt?
‘Stikstof is een gas in de lucht. Sterker nog, een groot deel van de lucht bestaat uit stikstof. Er zijn verschillende varianten van stikstof, sommigen zijn schadelijk. Onder andere stikstofoxide (NOx) en ammoniak (NH3) zijn vormen van stikstof die bij een te grote hoeveelheid slecht zijn voor de natuur. Stikstofoxide wordt vooral uitgestoten door het verkeer en de industrie. Ammoniak komt vooral vrij uit de mest en urine van dieren.
Een grote hoeveelheid stikstof, zoals we in Nederland hebben, zorgt ervoor dat bepaalde planten - zoals bramen en brandnetels - goed gedijen. Andere planten, zoals heide, hebben juist baat bij een stikstofarme omgeving. Doordat er nu veel stikstof in de lucht is, kunnen een aantal soorten planten schade oplopen.’
Maar waar komt de ophef dan vandaan?
‘Nederland heeft 162 natuurgebieden aangewezen als Natura 2000-gebieden, natuurgebieden die worden beschermd door Europese wet- en regelgeving. In de omgeving van die gebieden moet de stikstofuitstoot omlaag, omdat de natuurgebieden anders schade oplopen. Een tijdje geleden heeft het kabinet een kaart gepubliceerd met hoeveel procent de stikstofuitstoot omlaag moet rond de Natura 2000-gebieden. De overheid verwacht de vermindering van de stikstofuitstoot vooral van de boeren, maar die zijn daar op z’n zachtst gezegd niet blij mee. De vraag is ook: welke natuur wil je beschermen? Veel van die natuurgebieden zijn later aangelegd. Naar welk punt in de geschiedenis wil je terug? Daar is niet echt duidelijkheid over.’
Waar komt die onvrede onder boeren vandaan?
Van Westreenen: ‘Ik werk nu ongeveer dertig jaar in dit vak en ik zie dat het alleen maar moeilijker wordt voor boeren. Ik zie het ook bij mijn eigen mensen op kantoor. “Er gaat niets meer vanzelf”, hoor ik hier regelmatig op de werkvloer. “Voor iedere vergunning moet keihard gewerkt worden.” Maar de onvrede, die komt vooral voort uit de rechtszekerheid die compleet verdwenen is. De wetgeving verandert zo snel, dat je als boer geen investeringen voor jaren meer kunt doen. Als je nu investeert in een bepaalde stalvloer, kan diezelfde vloer bijvoorbeeld volgend jaar illegaal zijn, omdat uit onderzoek is gebleken dat het toch niet zo goed is voor de uitstoot van bepaalde stoffen. De rechter baseert zich op dat soort onderzoeken. Die rechtsonzekerheid is niet van gisteren, maar is al jaren aan de gang. Ik zie bij onze klanten, we hebben zo’n drie- tot vierduizend klanten, dat haast iedereen wil investeren in z’n bedrijf, maar dan moet je wel rechtszekerheid en perspectief hebben. Het klopt niet dat de boeren niet willen, maar – die spreuk heb je vast wel gehoord – je kunt niet groen zijn als je rood staat. Het wordt de boeren onmogelijk gemaakt om te investeren in een groen bedrijf.’
Merkt u daar ook veel van in uw eigen adviespraktijk?
‘Ja, het is aan de orde van de dag. Door de steeds veranderende wet- en regelgeving en uitspraken van de rechter kunnen wij moeilijk advies geven voor bijvoorbeeld de komende tien of vijftien jaar. We zitten als het ware vast. Een nietdoordacht advies van vandaag kan bij wijze van spreken morgen al geen hout meer snijden. Daar moet je dus in je adviezen rekening mee houden.’
Is er volgens u een weg uit deze crisis?
‘Ja, dat denk ik wel, maar daarvoor moeten we terug naar de keukentafel. Niet de bestuurstafel, maar de keukentafel. Daar gebeurt het. En alle sectoren moeten om tafel. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat de landbouw als kop van jut gebruikt wordt om andere economische activiteiten, zoals de luchtvaart, maar ook bedrijven als Tata Steel en Shell,te beschermen. Die zijn natuurlijk van groot economisch nut, maar dat is de Nederlandse landbouw ook. Ik heb er goede hoop op dat er dan een oplossing komt, als iedereen om tafel zit en bijdraagt. Bij de boeren is er veel veerkracht en werkethos, maar als je geen toekomstperspectief hebt – omdater geen goed verdienmodel is – gaatop een bepaald moment de rek eruit.’
Onlangs kwam Caroline van der Plas op bezoek bij uw bedrijf, was dat een erkenning voor VanWestreenen?
‘Natuurlijk, het laat zien dat je van betekenis bent in de sector. Maar het was vooral bedoeld als werkbezoek, om wederzijds kennis te delen en inspiratie op te doen. Caroline was overigens heel goed op de hoogte, dat verbaasde me. En als bedrijf hebben we ook wat mooie handvatten mee kunnen geven.’
Is er in de stikstofproblematiek niet ook sprake van een communicatieprobleem?
‘Ja, absoluut. Je ziet dat de kloof tussen de landbouw- en veeteeltsector en de overheid steeds groter wordt. Maar er is ook weinig empathie vanuit de kant van Den Haag. Wat mensen denk ik weinig beseffen; het boerenleven is echt een leven. Vaak beheren boerenfamilies al generaties lang hetzelfde stuk grond. Het zit diep in hun genen.
Ik zou het persoonlijk ook erg jammer vinden als de expertise van Nederlandse boeren verdwijnt naar het buitenland. Wereldwijd neemt de bevolking toe en het landbouwareaal af. We hebben onze voedselproductie nodig voor de voedselzekerheid van de wereldbevolking. Het is vreemd dat daar niet meer oog voor is. Het stikstofprobleem lijkt voornamelijk een nationaal probleem te zijn.’
‘Als we het goed regelen, is de boer de beste buur van de natuur.’
Tegelijkertijd weet ik wat een veerkracht er in de boeren zit en ik geloof ook dat er niemand het buitengebied beter kan beheren dan de boer. Maar dan moet je daar wel voor beloond worden. Boeren leven dicht bij de natuur. Als we het goed regelen is de boer de beste buur van de natuur. Als de wet- en regelgeving maar wat constanter wordt, zodat boeren – rekening houdend met de natuur – een toekomst op kunnen bouwen.’